Wat is er aan de hand met de BOA’s?
De buitengewoon opsporingsambtenaren van de gemeenten staken. Ze schrijven een dag lang geen bonnen. Aanleiding is het toenemende geweld dat ze tegenkomen. Ze willen een wapenstok en pepperspray om zich beter te kunnen verdedigen tegen dat geweld. Minister Grapperhaus gaat niet verder dan een bodycam en een noodknop om de politie op te roepen. Op zich vreemd omdat BOA’s nu al een communicatiemiddel hebben, vaak een porto met spreeksleutel.
In de gemeente waar ik woon, werkte vroeger één BOA, nu een veelvoud daarvan. Die controleerde de groene bakken op verboden afval, hield het parkeren in de hand en was vaak in de dorpsstraat te vinden. De man was benaderbaar en vriendelijk. Hij belde aan de deur als je auto verkeerd stond en het verhaal gaat rond dat hij op zaterdagavond rond 22 uur het plaatselijke café binnenkwam en de barman liet omroepen dat de parkeercontroles over vijf minuten zouden starten waarop de aanwezigen massaal naar de automaat liepen om een geldig kaartje te kopen. Ruzies op straat werden door hem beslecht en hij ving zelfs een overvaller die bij de juwelier naar buiten rende. Veel gezag had hij niet, maar iedereen luisterde naar hem omdat hij aardig was en je respectvol benaderde.
Met de komst van de Nationale Politie in 2015 raakten burgemeesters de grip kwijt op de politie in hun gemeente. Rap ontwikkelde zich de BOA als plaatsvervanger: er kwam een nieuw uniform en in BOA kringen is het populair om de BOA te zien als community police, de wijkagent. De vraag om meer geweldsmiddelen waar het deze dagen om gaat, moet gezien worden in het licht van deze ontwikkelingen. De BOA vervangt de wijkagent, maar is dat ook echt zo?
Zelf was ik enkele jaren nauw betrokken bij een groot politiekorps waar een helder beeld bestond van de wijkagent nieuwe stijl: een betrokken brigadier (de rang tussen hoofdagent en inspecteur, vaak een seniore medewerker met een uitgebreide set aan vaardigheden) die kennis heeft van de wijk en zijn bewoners, een netwerk heeft binnen de politieorganisatie, vertrouwen geniet en gezag uitstraalt en actieplannen kan opzetten en uitvoeren bij problemen die hij aantreft in zijn wijk. Wijkagenten waren benaderbaar, hadden verstand van culturele verschillen en problemen en konden zowel optreden bij overlast door drugsdealers als bij een burenconflict.
In dit licht zijn er weinig mensen die de BOA als de nieuwe wijkagent zien. Dat heeft een aantal oorzaken. Ten eerste zijn veel BOA’s jong als ze na een MBO opleiding als BOA starten bij een gemeente. En gezag en ervaring komt met de jaren. Ten tweede is er in grote steden de historie van stadstoezicht, de rondwandelende ambtenaren die signaleerden maar niets konden doen, voortgekomen uit de Melkertbanen. Het is even geleden, maar het speelt nog steeds. Een derde hele belangrijke reden dat BOA’s anders worden ervaren dan een wijkagent is dat BOA’s een andere hoofdtaak hebben, nl. handhaven. BOA’s schrijven bekeuringen bij foutparkeren, de vuilnis te vroeg buiten zetten, te dicht bij elkaar lopen in coronatijd, bij fietsen op de stoep en andere verboden. Dat zorgt voor een andere perceptie van deze opsporingsambtenaar dan van een wijkagent.
Effectieve handhaving vraagt om gezag. Gezag moet je verdienen in Nederland en kan je maar ten dele afdwingen. Dat BOA’s om wapens vragen om zich te verdedigen komt mede door een gebrek aan gezag waardoor burgers zich verzetten en de BOA’s gaan uitdagen. Dat betekent niet dat daarmee gezegd is dat BOA’s zich niet beter moeten kunnen verdedigen tegen geweld, integendeel. De overheid moet zich echter buigen over de vraag hoe ze ervoor kunnen zorgen dat hun buitengewone opsporingsambtenaren door de burgers niet alleen maar worden gezien als platte bonnenschrijvers. Dat heeft meer met de positionering van de BOA te maken dan met zijn persoonlijke skills.
De vraag die gesteld moet worden is of de BOA wel goed gepositioneerd is als handhaver. De overheid zou moeten overwegen BOA’s een bredere invulling te geven van hun taak. Niet alleen handhaven, maar een bijdrage leveren aan de veiligheid op straat en in de wijk met allerlei middelen en interventies waarvan handhaving er slechts één is. Daarnaast zijn BOA’s in hun uniform ‘sitting ducks’ voor wie kwaad wil. Het denigrerende ‘mislukte politieagent’ dat ze regelmatig te horen krijgen komt ergens vandaan. Het is een onhandige keuze geweest om hen apart te positioneren van de politie. Daarmee schept de overheid vanzelf een tweederangspositie. BOA’s verdienen, als je het gezag weer terug wil brengen, hetzelfde uniform als de politie om uitdrukking te geven aan hun taak. Daar zou zelfs een politierang bij kunnen horen en de opleiding zal moeten worden aangepast, maar dat is allemaal te organiseren.
De weerstand die te verwachten is, komt van de kant van de Nationale Politie (wij willen geen ‘agenten’ over wie we geen volledige zeggenschap hebben) en van de burgemeesters (wij willen controle over de inzet van deze mensen om onze gemeente veilig en ordelijk te houden). Dat probleem laat zich niet makkelijk oplossen, maar het voorkomt de huidige ontwikkeling van een uitdijend handhavingskorps dat tegen de grenzen van haar eigen gezag oploopt en daar oplossingen voor kiest die het echte probleem laten bestaan.
Rob van Meurs
juni 2020